01 Watermolen Drolshagen
Hagener Straße 1
Een graanmolen is hier al acht eeuwen lang bewezen. Het was de enige molen in de gemeente en behoorde tot het klooster van de cisterciënzer nonnen van Drolshagen. Sinds de secularisatie van het klooster wordt het particulier geëxploiteerd. Met de "molendood" in de 1960er jaren draaide het waterrad voor de laatste keer. (De foto toont de molen aan de rechterkant, daarachter het huidige pension "Zur Brücke".)
Met het op een na oudste document, dat bij Drolshagen bekend is, wordt de molen al in het jaar 1235 genoemd, die door graaf Heinrich en zijn vrouw Megthildis zu Sayn aan de Cistercienzer-nonnen van Drolshagen "tot eeuwig bezit" als kloostermolen werd overgedragen. Samen met de voor het eerst 1512 genoemde molen in Eichen verklaarde aartsbisschop Ernst van Keulen beide watermolens in 1594 tot verboden molens, waarbij de plaatselijke boeren verplicht werden hun graanmolen uitsluitend in deze molens te laten malen. In juni 1717 werd dit voorrecht opnieuw bevestigd door de Keulse keurvorst Joseph Clemens. Rond 1800 werd de molen verhuurd aan de molenaar Wilhelm Ihne voor een belang van 178 Rtl. In 1807 zou de verkoop van de molen door de Hessische regering plaatsvinden, maar werd teruggezet en de molen werd voor 12 jaar verhuurd en aan Matthias Fischer uit Drolshagen voor 345 Rtl. Jaarhuur toegewezen. Na het verstrijken van de pacht werd het eigendom van de Hessen-Darmstädte overgedragen aan de Pruisische staat, die de molen in 1825 aan Theodor Alterauge verkocht. Hij beheerde de molen echter niet zelf, maar verhuurde hem aan de familie Kick. In 1902 brandde de molen grotendeels af en enige tijd later werd hij overgenomen door de familie Vogt, waarvan de nakomelingen in de derde generatie nog steeds in de voormalige molen wonen, die in de jaren zestig werd gesloten.